Onder hele hoge bomen, in een groot kabouterbos staat een heel klein aardig huisje, zomaar midden op het mos.
Ik zou er best wel willen wonen, maar ik ben toch veel te groot.
Het is gemaakt voor de kabouters, met hun jas en mutsje rood.
Als het donker is geworden is dat helemaal niet naar.
Want dan zitten de kabouters heel gezellig bij elkaar.
Ieder zit dan op een stoeltje met een kaarsje in de hand.
En dan zie je zoveel lichtjes in het groot kabouterland.